Les van HES #1

Onverdiende deco bestaat niet. Je gaat naar beneden en je komt onder druk. Met alle gevolgen van dien. Dan stijg je op en de druk neemt af. Afnemende druk = decompressie. Met alle gevolgen van dien. Iedere duik is dus een decompressieduik. Het lijkt zo simpel, maar het menselijk lichaam is oneindig gecompliceerd en soms heeft dat decomprimeren gevolgen die we niet helemaal begrijpen.

En dan kunnen we op zijn hoogst spreken van “onverklaarde deco”.

 

Als we in het voorjaar de stoute schoenen aangetrokken hebben en we staan aan de waterkant, dan zit er in elk weefsel, in elke druppel vocht en in elk laagje vet van ons lichaam de maximale hoeveelheid N2 (Stikstof) en CO2 (Kooldioxide) die er bij de heersende luchtdruk in kan. Er wordt continu O2 aangevoerd en verbrand terwijl het product van dat proces, CO2, meteen weer afgevoerd wordt.

 

We gaan duiken en al onze weefsels beginnen onder de oplopende druk meer gassen op te slaan, tot er een nieuw evenwicht tussen de omgevingsdruk en de gasspanning in die weefsels is bereikt. Nu zullen er grote verschillen in lading tussen de individuele weefsels ontstaan. Het extra gas wordt door het bloed aangevoerd en weefsels met een hoge doorbloeding zullen eerder vol zitten dan weefsels waar minder bloed doorheen stroomt. Voor je eigen veiligheid zou je onderwater op elk moment de N2 (en CO2) lading van alle weefsels in je lichaam moeten kennen en bovendien moeten weten welke van die weefsels zó ver oververzadigd zijn dat dit aan de oppervlakte tot problemen zouden leiden. Dat is niet te doen. Maar gelukkig hebben we van die leuke computertjes, die dat redelijk goed doorrekenen.

Om dit ongelooflijk complexe proces voor berekeningen hanteerbaar te maken zijn er indelingen gemaakt van groepen weefsels die min of meer gelijk reageren: de “Tissue Compartments” (hier afgekort tot  “TCs”). Zo rekenen Suunto computers met 9 van die TCs met halfwaardetijden variërend van 2,5 tot 480 minuten en Scubapro/Uwatec met 8 TCs met halfwaardetijden van 4 tot 635 minuten. Dat is dezelfde bandbreedte als het populaire ZhL-16 model van Bühlmann waarvan het is afgeleid.

RTFM (Eng.)

De uitdrukking “Artí-ef-em” stamt uit de wereld van de leuke elektronische speeltjes en staat voor “Read The F*cking Manual”, een al te vaak genegeerd advies, waarmee je veel problemen kunt voorkomen. In de manual van je duikcomputer zul je naast een hele reeks waarschuwingen zeker een paragraaf over uitzonderingen op de berekeningen vinden. Duikcomputers berekenen op basis van de omgevingsdruk en duiktijd hoeveel gas er in een aantal theoretische weefselmodellen zou zijn opgelost. Maar strikt genomen is opgelost gas eigenlijk niet ons probleem. De moeilijkheden beginnen pas als dat gas vrij komt. Ook daar probeert de moderne software rekening mee te houden en zo kan de werkelijkheid van wat zich allemaal in je lichaam afspeelt redelijk benaderd worden. Maar dan moet je geen al te gekke dingen doen: geen omgekeerde duikprofielen, niet jo-joën, geen te korte oppervlakte intervals, zeker niet “non-limit duiken” op de live aboard en ook niet even terug naar beneden gaan om het anker los te maken.

 

Iedere duik een decompressie duik

Hoe rustig je je duik ook afrondt, hoe geleidelijk je de opstijging ook maakt, er komt altijd wat gas vrij en er worden altijd bellen gevormd. En dat gaat na de duik nog geruime tijd door. Sterker nog, de belactiviteit is zo’n 45 tot 60 minuten na de opstijging het sterkst. Dat weten we zeker sinds Doppler en ultra sone metingen in het onderzoek betrokken werden. Zolang die bellen geen merkbare problemen geven lijkt het allemaal OK en spreken we graag over “silent bubbles”. Dat klinkt heel onschuldig. En als we niet tegen de elementaire regels zondigen is dat ook zo. Maar ja, duikers zijn net mensen en mensen negeren graag onbekende risico’s, vooral als het even niet uitkomt.

 

Recompressie

Stel, je hebt een duik gemaakt op le Serpent en bijna 30 meter aangetikt. Daarna heb je wat rondgekeken op het dek en bent totaal zo’n 10 meter opgestegen om over de stuurhut heen te zwemmen. Maar dan bedenkt je buddy dat het leuk is om langs de bodem naar de Rat en de Zeehond te navigeren en voor je het weet zit je weer op 24 meter. Dat er nu al bellen, belletjes eigenlijk, zijn ontstaan had je even niet bedacht. En ook niet dat die belletjes bij de nieuwe afdaling worden samengeperst. Een deel van het gas gaat weer in oplossing, maar moderne theorie waarschuwt dat die belletjes op een gegeven moment zo klein worden dat ze kunnen imploderen.

En dan ontstaan er overactieve gaskernen die bij de minste drukverlaging onmiddellijk weer bellen zullen vormen. De theorie spreekt van “bubble seeds”.

Normaal worden belletjes in de bloedbaan door de longen opgevangen. In het labyrint van steeds nauwere adertjes kunnen ze op een gegeven moment niet verder en lossen ze langzaam op. De longen vormen dus een effectieve barrière voor bellen en uiteindelijk zal al het gas dat ze bevatten uitgeademd worden. Maar als die bellen imploderen tot gaskernen laten ze zich daar niet door tegenhouden. Ze zijn dan zó klein dat ze gewoon met de bloedsomloop mee gaan en zo komen ze in de slagaderen terecht, waar ze opnieuw bellen kunnen vormen. En daar zijn ze zeker niet zo onschuldig. Daar vormen ze een reëel risico voor een gevaarlijke aandoening die aangeduid wordt met het acroniem “AGE” Arteriële GasEmbolie. En dan staat de deur wijd open naar de meer complexe vormen van decompressie-ziekte die wel als “Deco Type II” worden aangeduid.

Dat is de reden dat jo-joën altijd zo sterk afgeraden wordt. Maar we zijn allemaal wel eens overoptimistisch en vergeten ook wel eens wat we geleerd hebben.

Midden in je duik ben je je buddy kwijt en na maximaal 1 minuut rondgekeken te hebben stijg je op. Ha, daar is hij al en nadat je de gebruikelijke “Waar-was-je-nou-ineens?” en “Ik-dacht-dat-jij …” hebt uitgewisseld maken jullie weer een modelafdaling om de duik gezellig voort te zetten. Fout, fout, fout!

Lunchtijd op de live aboard: kip met rijst. Je hebt gegeten en iedereen is een beetje lam. De kapitein maakt ook al geen aanstalte om snel naar de volgende locatie te gaan en je verveelt je rot. Maar op de club heb je niet voor niets zo hard getraind, dus jij gaat lekker snorkelen en diepe hoekduiken maken. Fout, fout, fout!
Ja, als je er even over nadenkt, zou je het niet doen.
Maar ja, wat als je uit het water klimt met al dat gehannes op die moeilijke ladder waar je met je vinnen geen kant uit kunt en floep! daar gaat je camera? Het is geen dure, maar voor je het weet lig je er weer in en ga je er als een speer achteraan. Fout, fout, fout!


OK, dat is allemaal theorie. Als je een beetje conservatief duikt zal het zo’n vaart niet lopen.

Toch?
Toch wel. In de laatste jaren van de vorige eeuw kregen duikmedische instellingen in Ierland, Schotland en Noorwegen ineens een hausse van decompressie gevallen type II binnen. En -heel raadselachtig- het waren allemaal duikers die nooit dieper dan 5 meter diep waren geweest.

     “5 meter … weet u zeker dat u niet ergens een nul vergeten bent?”

     “Nee meneer, 5 meter. Echt. Dieper kom ik niet … kan ik niet eens.”

 

Al gauw werd het patroon duidelijk. Alle duikers met deze klachten binnenkwamen werkten in de toen nog jonge industrie van de zalmkwekerijen. Ze maakten de z.g. fishpens (ronde drijvende kooien) schoon en die waren inderdaad 5 meter diep. Maar omdat een oude wijsheid onder duikers wil dat je tot 10 meter nóóóit problemen met decompressie kunt krijgen, stapten ze gedachteloos over van de ene pen naar de andere.

Voor zo’n overstap moesten ze natuurlijk wel even ladder op, ladder af, tientallen keren per dag, weken en maanden achtereen. Niet alleen maakten ze bij iedere overstap een hoop belletjes die ze meteen weer comprimeerden, maar de trage weefsels begonnen ook langzaam maar zeker vol te lopen.

En laten nu juist die trage weefsels weinig tolerantie voor oververzadiging hebben. 2x Bingo!

Kleine belletjes

Ultra soon onderzoek heeft ons veel geleerd. En een van de verrassende uitkomsten was dat het aantal bellen in de bloedbaan aan de oppervlakte gestaag toe blijft nemen en na ongeveer 50 tot 60 minuten zijn maximum bereikt. Eigenlijk is dat logisch. Het gas dat in oplossing de longen bereikt wordt in de longblaasjes uitgeruild voor zuurstof. Maar het gas dat vrijgekomen is en in de vorm van belletjes met de bloedsomloop meegevoerd wordt zorgt voor verstoppingen in de fijne adertjes van de longen. Ze kunnen dus niet weg en hopen zich op waardoor ook de efficiëntie van de bloedsomloop af neemt. Opnemen en afvoeren van opgenomen gassen verloopt daardoor niet zo mooi symmetrisch als de halfwaardengrafiek suggereert.

De zalmkwekers hebben overtuigend aangetoond dat het geen goed idee is om belletjes in de bloedbaan opnieuw onder druk te brengen. En dat heeft direct consequenties voor ons.

Deze grafiek laat geen exact verloop zien, maar de globale trend.

Gedurende bijna een uur groeit de activiteit van de bellen. Na 100 tot 120 min. zit je ongeveer op hetzelfde niveau als toen je uit het water kwam. En het duurt nog wel even voordat je alles kwijt bent. Alle reden om het even rustig aan te doen. Als je duikt op het getij ben je wel gedwongen om een flinke pauze in te lassen. Met een half uur voor de kentering erin en een half uur na eruit, ben je zo’n 5 uur op het droge en dat is een riante tijd om de N2 lading in de meest kritische weefsels af te bouwen. Vergis je echter niet, de trage weefsels hebben in die tussenperiode nog maar nauwelijks iets van het opgeslagen gas afgestaan. En ze beginnen meteen weer te laden, zodra je je hoofd onder water steekt. Nee, ze zijn niet snel, maar met herhalingsduik op herhalingsduik op herhalingsduik komen ze op een gegeven moment toch op een punt dat ze zoveel bevatten dat je er last van kunt krijgen.

“Last krijgen” is in deze context “decompressieziekte oplopen” en hoewel duikcomputers wel degelijk met trage weefsels rekenen kom je toch in een gebied waar ze het niet meer zo goed kunnen volgen. Vandaar al die waarschuwingen in de manual om je herhalingsduiken en meerdaagse reeksen van duiken te beperken.

Maar op de live aboard, staat iedereen te springen om weer zo snel mogelijk het water in te gaan, want het is non-limit duiken wat de klok slaat en de flessen zijn allang weer gevuld. En je hebt er tenslotte voor betaald. Dan moet je sterk in je schoenen staan om die duik even voorbij te laten gaan.

De NOB adviseert om altijd een oppervlakte-interval van minimaal 2 uur te houden, niet meer dan 2 duiken per etmaal te maken en op duikvakanties één dag per week iets anders te doen. En met iets anders wordt dan niet die fantastische expeditie van je Rode Zee resort naar het Catherina Klooster in de Sinaï bedoeld, want dan moet je een paar hoge passen over en ook dat is niet goed voor je stikstofhuishouding. Nee, neem een goed boek mee op de boot en houd je rustig. Ga af en toe lekker zwemmen of snorkelen, maar vergeet de hoekduiken.

Hé, wat zei ik nou? Niet dollen daar op het bovendek.

Enne  …  NÉÉÉ, Geen bommetje!!!!

HES van Schoonhoven